Recent las ik in de krant de uitkomst van een onderzoek van Randstad. Ik schrok ervan. Uit een wereldwijd onderzoek onder 35.000 werknemers blijkt dat 30% van de jongeren actief op zoek is naar ander werk. En nog eens 70% van alle medewerkers staat open voor een nieuwe baan. Bijna de helft van de werknemers is ervan overtuigd dat zij bij verlies van hun baan snel weer een nieuwe functie zullen vinden. Het vertrouwen in de arbeidsmarkt blijft daarmee hoog.
Dat betekent nogal wat: Werkgevers komen steeds meer onder druk te staan bij het aantrekken en behouden van personeel. Bedrijven moeten een tandje bijzetten in het binden en boeien van hun personeel. Maurits Bruel schreef er samen met Clemens Colsen al in 1998 een boekje over: “De Geluksfabriek, over binden en boeien van mensen in organisaties”. Een greep uit de inhoud: Op zoek naar de gelukkige, productieve werknemer; erkenning van personeel als belangrijkste concurrentiefactor; competentiemanagement; psychologische contracten. En, op pagina 90: “De meeste mensen besluiten op een gegeven moment dat andere zaken in het leven, zoals gezin en vrije tijd, belangrijk zijn. Geld en status boeit dan minder”. Tja, what’s anno 2022 new, zou je haast zeggen!
Ik hoor het dagelijks aan mijn spreektafel. Geld en status boeien steeds minder. En zeker jongeren (misschien wel die 30% uit het onderzoek van Randstad) zijn op zoek naar andere zaken. Zingeving. Ontwikkeling. Balans. Erkenning. Dát zijn de waarden die er voor de werknemer-anno-nu (meer) toe doen. Tegelijkertijd is er maar weinig zo individueel en divers als je persoonlijke loopbaanwaarden. Want wat de één als zinvol beschouwt, kan voor een ander zinloos zijn. En hoe ziet erkenning er voor jou uit? Is dat een tevreden klant? Of een uitgesproken compliment van je leidinggevende? Belangrijk dus, om als werkgever en werknemer daarover met elkaar het goede gesprek te voeren. Samen verantwoordelijkheid te nemen voor werkgeluk, samenwerking en performance. Stil te staan bij de toekomst, bij de gewenste en verwachte groei en ontwikkeling, en bij beweging. Makkelijk? Nee. Maar wel zinvol, want in deze tijden van arbeidsmarktkrapte moeten we extra zuinig zijn op elkaar. Zodat medewerkers de zorg niet verlaten. Scholen geen klassen naar huis hoeven te sturen wegens een lerarentekort. Medewerkers niet thuis hoeven te zitten, met een burn-out als gevolg van werkdruk of een conflict. De treinen blijven rijden, en de Kethelburg gewoon open kan. En zodat we als zeer goed op “werkgeluk” scorend land ook nu en in de toekomst in die hoge regionen kunnen blijven meespelen.