Je kent ze vast wel, mensen die ontevreden zijn over hun werk, maar toch blijven zitten waar ze zitten. Of mensen die onlangs met pensioen zijn gegaan, en telkens maar vertellen hoe slecht het toch gesteld was, die laatste jaren. Te veel managers, die er natuurlijk geen verstand van hadden. En dat het vroeger veel beter was. Maar ja, ook zij zijn gewoon blijven plakken. Omdat de voorwaarden zo goed waren. Of omdat het spannend is om je onvrede hardop uit te spreken.

Uit recent promotieonderzoek* blijkt dat een op de vijf medewerkers last heeft van deze “gouden kooi”. Omwille van gunstige arbeidsvoorwaarden zijn we kennelijk bereid om veel narigheid in werk te doorstaan. De reden? Je weet wat je hebt, en niet wat je krijgt. Angst voor het onbekende, kortom.

Maar angst is een slechte raadgever, luidt het spreekwoord. Aan (te) lang in je gouden kooi blijven zitten terwijl je ongelukkig bent in je werk, kleeft een groot risico. Je neemt je onvrede mee naar huis, naar je persoonlijk leven – en zo breidt de onvrede zich uit over andere levensterreinen. Mensen worden narrig, zuur, soms zelfs depressief en in het ergste geval leidt dit tot een burn-out.

Ik zeg wel eens gekscherend tegen mijn cliënten dat ik het op zoek gaan naar een andere baan bijna minder spannend & stoer vind dan het blijven hangen in een baan die je niet (meer) bevalt. Want waarom zou je? Wat maakt dat je jezelf verplicht om te blijven? Terwijl, zeker in de huidige arbeidsmarkt, alle seinen voor een andere baan op groen staan?

Maar ja, spannend blijft het. Mensen zijn nu eenmaal gewoontedieren, en daar horen ook slechte gewoontes bij. De remedie: Tel je zegeningen én de tegenvallers. Geef ze punten; iets wat je goed bevalt maar niet zwaar vindt wegen, krijgt minder punten dan dat wat je écht belangrijk vindt, en nu misschien mist in je werk. Reken uit wat de eindscore is, en trek je conclusies. En kun je daarbij wel wat structuur, ondersteuning, spiegeling en advies bij gebruiken? Dan weet je me te vinden!

 

* van Merel Feenstra-Verschure