“Het gaat niet zo goed, eigenlijk. Ik stoor me weer erg aan hem, en lig er zelfs wakker van.”

Tegenover me aan tafel zit Wim (die natuurlijk geen Wim heet, maar omwille van de privacy nu eventjes wel), eind veertig, praktisch/technisch opgeleid. Al een tijdje coach ik hem op het vergroten van zijn incasseringsvermogen en het omgaan met tegenslag in het werk. Wim is een gewaardeerde medewerker, lang in dienst, weet en kan veel, voelt zich erg verantwoordelijk en is heel betrokken. En daar zit ‘m nou net de kneep.

Wim heeft zoveel hart voor de zaak, dat hij er slecht tegen kan als hij de indruk heeft dat dat voor sommige collega’s anders ligt. Wim vindt dat “we met z’n allen voor dezelfde boterham werken”. Wim is altijd bereid om een tandje bij te zetten, een stapje harder te lopen. Dat siert hem. Maar hij kijkt naar en vergelijkt met anderen, en wat hij dan ziet hindert hem. Collega’s die in zijn ogen soms de kantjes er af lopen. Daar heeft ‘ie last van. Ken je dat? Dat je je daarom soms stoort aan een collega?

Of je dat nou terecht of onterecht opmerkt; als je dat gevoel hebt, kan de ergernis flink oplopen. Al snel zie je ook niks anders meer dan dat, en vergalt het je werkplezier. En dan kun je kiezen uit een paar verschillende manieren om daarmee om te gaan.

Het beste is het natuurlijk om je collega eerlijk te vertellen dat jou iets opvalt. Doe dat waarheidsgetrouw en neutraal (“je vertrok de afgelopen twee dagen voordat het werk af was”; netjes volgens de feedbackregels). Daarna vertel je welk effect dat op jou heeft (“…en dat maakt dat we de opdracht niet echt samen uitvoeren, zoals we hadden afgesproken”). Misschien moet je collega om een goede reden nou net deze week wat vroeger naar huis, of misschien heeft hij/zij het niet eens door – het gesprek daarover kun je dan samen voeren, zonder aanvallen of verwijten. Sluit af met een voorstel voor hoe je graag verder zou willen.

Heb je dat al eens geprobeerd, en leidde dat niet tot verbetering? Dan is het misschien tijd om je leidinggevende in te schakelen. Niet om te “klikken”, maar om jouw eigen ergernis te bespreken. Je kunt je leidinggevende vragen om advies, of om gezamenlijk rond de tafel te gaan. Want natuurlijk doe je dat alleen met medeweten van jouw collega; open, en gericht op oplossingen.

Voor Wim zijn dit om allerlei redenen geen haalbare opties. En uiteindelijk gaat het er om, dat hij wil stoppen met ergeren. Ik legde hem uit dat dat met je mindset te maken heeft. Waar let je op? Waar kijk je naar? Kun je ook nog zien wat je collega wél goed doet? Niemand loopt immers 8 uur per dag, 5 dagen per week de kantjes eraf. Dus vroeg ik hem wat er over deze collega allemaal aan positiefs te melden was. “Ja”, zei Wim, “hij kan wel echt heel veel. Technisch is hij superhandig. En op persoonlijk vlak is hij heel hulpvaardig en attent. Hij beheert de lief & leed-pot, en hij zal nooit een verjaardag of jubileum vergeten”.

Kijk, dat verandert je blik. Je let minder op de ergernis, door je focus te verleggen naar dat wat wél goed gaat. Dat verandert niet de feitelijke situatie, maar wel jouw gevoel – zodat je weer een tijdje vooruit kunt, zonder je eigen betrokkenheid te verliezen.

Wim gaat het proberen. En ik ben heel benieuwd hoe het over twee weken met hem gaat.